hoe steden mee het verschil kunnen maken


Gisteren is op de gemeenteraad in Gent het bestek goedgekeurd voor de aankoop van schoolmaaltijden. Het gaat daarbij om ongeveer 850 000 maaltijden per jaar voor scholen en kinderdagverblijven. Omwille van de wetgeving zijn dergelijke bestekken bijzonder complex. Om een idee te geven, in de inleiding van het bestek wordt verwezen naar een vijftigtal wetten, koninklijke besluiten en Europese vorderingen die strikt moeten gevolgd worden. Gaande van het Koninklijk Besluit van 22 januari 1988 betreffende het gebruik van eetbare oliën en voedingsvetten bij het frituren van voedingsmiddelen, tot de verordening 1139/98/EG van de Raad betreffende de verplichte opneming in de etikettering van bepaalde met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen, gewijzigd door de verordening 49/2000/EG van de Commissie van 10 januari 2000 (niet te verwarren met de verordening 50/2000/EG van de Commissie van 10 januari 2000 inzake de etikettering van voedingsmiddelen en voedselingrediënten die genetische gemodificeerde of met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde additieven en aroma’s bevatten). Vijftig van die wetten dus, waarbij meteen al de vraag kan gesteld worden hoeveel juristen de bedrijven in dienst moeten hebben om hierop te kunnen inschrijven.

Daarbij komt dat het gigantische aantal, de krappe budgetten én het type van keukens in de instellingen ook zorgt dat het niet evident is dagelijks tot 4500 maaltijden te latenleveren door kleinschalige lokale bedrijfjes. Dus hebben de diensten hard gewerkt om – binnen de contouren van de wetten en praktische bezwaren – zo veel mogelijk duurzaamheid in het bestek op te maaltijdenvoetafdruknemen. Dit kan door bij de gunningscriteria eisen te stellen op vlak van sociale en ecologische duurzaamheid. In dit geval wordt rekening gehouden met ecologische voetafdruk van de maaltijden, verpakking, voedselverspilling & transport/transportplan, biologisch, fair trade, duurzame vis, vleesvermindering, sociale economie en socio-economische duurzaamheid. Hoe beter de indieners daaraan voldoen, hoe meer punten ze krijgen (naast prijs, kwaliteit en menu-aanbod). Daarnaast is elke inschrijven verplicht om te voldoen aan minimale criteria.

Zo moet minstens 15% van alle ingrediënten voldoen aan de bio-criteria. Gezien het totaal volume komt dit overeen met  127 500 biologische maaltijden per jaar. Er moeten andere menu’s zijn per seizoen, rekening houdend met de seizoenskalender, Tonijn, Pangasius en Tilapia zijn niet toegestaan en alle vis moet een MSC of ASC label hebben.  De leverancier moet aantonen in welke mate zijn producten een fair trade label hebben en een plan tegen voedselverspilling uitwerken. Naast donderdag veggie vraagt het bestek bij alle menu’s rekening te houden met de ecologische voetafdruk, moet een duurzaam vervoerplan worden opgesteld en stimuleert de stad samenwerking met sociale economie en alle vormen van ecologische en sociale innovatie.

Door dit soort keuzes te maken (en het is zeker nog niet perfect) probeert de stad op zijn minst om de producenten en leveranciers in een meer duurzame richting te duwen. Dit wordt ook wel het inzetten van het aankoopbeleid voor het bereiken van strategische doelstellingen genoemd. Alweer een stapje in de goede richting, en een reden waarom ik trots ben hieraan mee te mogen werken.

3 reacties op ‘hoe steden mee het verschil kunnen maken

  1. Aankoopbeleid is niet simpel, ook niet voor kleine opdrachten zoals catering. Ik pleit voor een positieve lijst van Gentse cateraars die aangeboden wordt aan de ambtenaren. Daar is nu veel willekeur, net omdat niet iedereen kennis heeft of duurzaamheid genegen is…

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s