In de Standaard is dezer dagen een uitstekende reeks te lezen over ‘2030 is nu’ Daarbij wordt stilgestaan bij de klimaatuitdagingen en hoe we ze best kunnen aanpakken. Het gaat over voeding (minder vlees, minder verspillen) over wonen (compacter, goed geïsoleerd, in stads- of dorpskern), over mobiliteit (minder auto, meer fiets en openbaar vervoer). Over vakantie komt misschien nog een stuk (lokaler, minder vliegen) en over spullen kan het ook nog gaan (minder kopen, meer delen, circulair). Het is toch wel opvallend dat de krant vandaag op basis van onderzoek en wetenschappelijke onderbouwing een pleit voor tja, een low impact levensstijl om het klimaatprobleem aan te pakken. (Naast uiteraard de enorme inspanningen die nodig zijn door industrie en politiek).
Toen ik in 2008 begon aan mijn persoonlijke experimentje was de Bottom line: voor meer geluk met minder voetafdruk. Al kreeg ik nogal wat opmerkingen dat het geen goed idee is om te pleiten voor ‘minder’. Want mensen horen dat niet graag, mensen willen altijd maar meer. Mijn lijstje (minder vliegen, minder auto, minder vlees, minder spullen, minder energie…) kreeg daarom nogal wat kritiek. Vandaag is de klimaat- en biodiversiteitscrisis zo duidelijk, dat ‘minder’ wel degelijk een noodzaak is geworden. Zeker als we rekening houden met de bijna 8 miljard mensen, die toch dezelfde rechten hebben als wij op een deftig leven.

Het is dus ok om te pleiten voor genoeg (sufficiëntie) en zelfs voor minder. Samen met mij kunnen steeds meer mensen getuigen dat het best mogelijk is goed te leven met minder. Vaak zorgt dit ook voor minder stress en drukte, met meer rust en evenwicht, een betere gezondheid, meer contact met andere mensen en met de natuur. Zo zie je maar dat de mensen die twintig jaar geleden (of vroeger) kozen voor een ecologische levensstijl eigenlijk de trendsetters zijn.