Tussendoor even een boekbespreking. ‘In onze tijd, leven in het calamiteitperk’ van Tim Fransen is niet enkel een grondige kritiek op het ‘vooruitgangsdenken’, het biedt ook nuttige perspectieven voor de democratie. Tim Fransen is filosoof, maar ook cabaretier. Daardoor bevat het boek flink wat fijne grapjes.
In het eerste deel bespreekt Fransen drie tendenzen die ons in het calamiteitperk hebben gebracht. De technologische evoluties, de grootschalige beheersing van de natuur en de hyperconnectiviteit. Dit alles als onderdeel van het Grote Vooruitgangsverhaal, een ideologie die vertrekt van de vrijemarkteconomie en de liberale democratie. Het onderliggende idee is; als iedereen zijn eigenbelang nastreeft komt het vanzelf allemaal goed (de onzichtbare hand!). Ondertussen weten we dat die onzichtbare hand niet alles heeft opgelost (klimaatverstoring, record aantal vluchtelingen, wooncrisis, extreme rijkdom en macht bij een minderheid, zesde massale uitsterving, geopolitieke conflicten, wereldwijde achteruitgang democratie, mentaal welzijn,…)

Fransen is bijzonder kritisch over hoe dit liberale denken is doorgeschoten naar een ‘vrijheid, blijheid’ houding. De overheid mag de vrijheid van burgers niet inperken. Zelfs al leidt die vrijheid ons naar de ecologische ineenstorting. (Niet vergeten, zes van de negen planetaire grenzen zijn overschreden.) Vandaar de grote verontwaardiging (ook van politici) als er voorstellen op tafel komen rond pakweg een vliegtaks of een lage emissie zone. Het is zover gekomen dat de burger ongestoord zijn gang moet kunnen gaan, en de overheid de problemen maar moet oplossen (en tegelijk moet worden afgeslankt). U klaagt, wij draaien!
Gezien de priviliges en historische vernantwoordelijkheid zullen wij moeten inleveren. Maar als het over de grote uitdagingen gaat durven politici zelden wijzen op de offers die nodig zijn. Integendeel, kiezers worden gepaaid met holle beloftes over technologische wondermiddelen die op een dag alles zullen oplossen. Daarmee is de liberale democratie zichzelf alsmaar meer aan het ondergraven. Waar democratie in principe wil zeggen dat burgers samen bepalen hoe ze hun samenleving inrichten, rekenen we nu op beroepspolitici die burgers moeten verleiden en bevredigen.
Tegenover dit model plaatst Fransen een vitale burgermaatschappij. Hij beschrijft voorbeelden van sociale tipping points, het inzetten van een burgerraad, een effectief en rechtvaardige belastingstelsel en economische democratie. Dit laatste wil zeggen dat de economische macht verantwoording moet afleggen aan degene die erdoor getroffen worden. Iets concreter: Shein kan niet zomaar mensen en natuur uitbuiten om winst te maken. Tegenover het doorgedreven individualisme stelt hij een oude idee van Aristoteles. ‘Een gemeenschap die voor een goed leven afhankelijk is van elkaar.’ Verder legt hij uit welke instituties daarvoor nodig zijn, zowel op lokaal als nationaal niveau. Hij pleit zelfs voor een wereldwijde grondwet. Hij besluit dat we ondanks de onzekerheid en de risico’s de toekomst nog vorm kunnen geven.
Het boek lijkt me met name interessant voor open-VLD’ers die op zoek zijn naar een nieuw verhaal. Als ik hoor dat de nieuwe partijlijn donkerblauw zal zijn vrees ik echter het ergste. Dat is nog meer burgers opzetten tegen de overheid, nog meer vrijheid-blijheid promoten. Om de liberale democratie te redden zal teruggegrepen moeten worden naar de wortels van het liberalisme; mijn vrijheid eindigt waar die van de andere in het gedrang komt. Fransen haalt daarbij een artikel aan uit Nature, dit stelt dat het huidige gemiddelde consumptiepatroon van zes Nederlanders voor één extra klimaatdode zorgt. Voor een Belg zal het vergelijkbaar zijn.